vrijdag 20 maart 2009

Mag ik wat meer waar voor mijn geld?

Ik heb gemerkt dat ik per competitie ruim 15 euro aan bondscontributie moet betalen (competitietoeslag heet dat tegenwoordig). Dat betekent dus 1,50 per -competitieavond. Ik moet eerlijkheidshalve zeggen dat ik niet zo goed begrijp waar dat geld allemaal blijft. Het indelen van de poules in de afdeling Groningen kan toch niet al te veel werk zijn, gelet op het feit dat het maar om 14 poules gaat. Programmaboekjes tikken en uitslagen rondsturen hoeft in deze tijd van internet toch ook niet meer. Hoe komt het dan dat ik me afvraag waar mijn geld blijft?Ligt het soms aan het feit dat ik me deze competitie aardig bekocht voel met een poultje van vijf en dus veel te veel vrije weken heb? (De competitieleider probeert op deze merkwaardig manier de eerste klasse weer terug te brengen tot een poule van zes.) Ik probeer me ook niet te ergeren aan het feit dat de competitieleider beide eerste klasse poules ingedeeld heeft in een beschonken toestand of met behulp van een dobbelsteen (waardoor nummer drie in de ene poule met twee vingers in de neus kampioen zou worden in de andere). Nee, dat laat me ook koud. Echter, dat de competitieleider nu nog niet doorheeft dat je twee teams van één vereniging die in dezelfde poule zitten tegen elkaar moet laten spelen voordat de competitie begint, vind ik kwalijker. En helemaal als je weet dat het teams van Argus betreft, de vereniging waar sportiviteit door een aantal mensen alleen met de mond beleden wordt en zeker niet achter tafel.
Daar waar Argus 4 de eerste wedstrijd, wel keurig voorafgaand aan de competitie gespeeld, met 9-1 gewonnen heeft van hun 6e team, werd de tweede ontmoeting pas gespeeld toen duidelijk was dat Argus 4 kampioen zou worden. Dan mag je ook als competitieleider niet verbaasd zijn dat Argus 6 opeens 4 punten haalt, een aantal dat geen enkel ander team lukte, waardoor team 6 opeens op een veilige plaats staat. De competitie is aan de onderkant gelukkig nog lang niet gelopen en rond plaats vier (betekent degradatiewedstrijd) is nog alles open, maar mag ik alsjeblieft voor mijn zure centen wat meer kwaliteit verwachten van de competitieleider en zeker wat meer alertheid? Kloppen het ene jaar de teamopstellingen niet, zitten we nu weer met een duidelijke, maar helaas niet bewijsbare, beïnvloeding van de competitie. Bah!!!
Ik verwacht toch echt meer waar voor mijn geld!!!

Tot de volgende beschouwing,

De secretaris.

woensdag 11 maart 2009

Sneue besluitjes

Kabinet en Kamer zitten vol met mensen die een voorliefde hebben voor sneue besluiten. Het kost me geen moeite om er een paar op te lepelen. Zo'n sneu besluit is bijvoorbeeld het rookverbod in de horeca. Let wel: ik heb het niet over het rookverbod in de eetgelegenheden, maar over het rookverbod in cafés die geen medewerkers in dienst hebben. Je kunt je nog voorstellen dat medewerkers niet onvrijwillig bloot mogen staan aan de uitstoot van giftige stoffen uit diverse rookwaren, maar dat geldt toch zeker niet voor de eenmanszaken onder de cafés. Het aanstaande verbod op de grow-shops is ook al vreselijk sneu. Particulieren mogen wel vier wietplantjes hebben, maar ze kunnen er niet aankomen. Aan een jarenlang beheersbaar drugsprobleem in Nederland door het unieke gedoogbeleid wordt door de opperfarizeër een bruut einde gemaakt door tegemoet te komen aan de wens van de meerderheid in de Tweede Kamer. Niet moeilijk te voorspellen is dat de zaak ondergrondser en oncontroleerbaarder wordt dan ooit en dat we daarmee dezelfde kant opgaan met de drugsproblematiek als in andere Westerse landen.
Ik twijfel ernstig of inenting tegen baarmoederhalskanker (kosten ca. € 375,--) ook niet onder de sneutjes valt. Tenslotte is het een in het Westen zeldzame ziekte, waarbij het vaccin ook nog maar eens werkt tegen 70% van de voorkomende ziektegevallen. Ik kan nog wel een paar andere zaken bedenken waar we het geld aan uit moeten geven. Dit besluit is wel een veeg teken. Hoewel ik nog zo tien sneue besluitjes op kan noemen geeft het wel aan dat de dames
en heren in Den Haag zo'n beetje aan het eind van hun Latijn zijn in het bedenken van dit soort besluiten. Voordat ze nu echt doorslaan, zal ik een paar ideetjes opperen die hout snijden en hun vruchten zullen afwerpen voor samenleving.
1. Haal de Zorgkantoren uit de invloedsfeer van de zorgverzekeraars;
2. Voer salarisschalen in voor die instellingen die geheel of gedeeltelijk met publiek geld in stand worden gehouden, waarbij de salarissen van directies op gelijke hoogte moeten worden gesteld met die van een SG op een ministerie;
3. Doe hetzelfde bij instellingen die "leven" van het geld van de burgers, zoals zorgverzekeraars;
4. Haal de bezem door de lerarenopleidingen basisonderwijs en maak er academische opleidingen van;
5. Verbied na 22.00 uur lichtreclames op bedrijventerreinen en in buitengebieden en verbeter daar zo nodig de openbare verlichting.

Zomaar een vijftal zinnige voorstellen en het zal niet veel moeite kosten om dit aantal te veelvoudigen. Beste parlementariërs, beste leden van het Kabinet. Ga eens goed aan het werk a.u.b. Is dat soms te veel gevraagd?

Tot een volgende beschouwing,

De Secretaris

zondag 1 maart 2009

Geen tijd, maar kwaliteit

Terecht maakt men zich zorgen over de kwaliteit van het onderwijs. Over het feit dat de directies van VO-scholen zich meer en meer afkeren van de inhoud van het onderwijs en alleen geïnteresseerd lijken in de financiën van de school en van henzelf, over de opleiding van de leerkrachten die, zo blijkt al jaren, ver onder de maat is en over de fusiegolf die geleid heeft tot vrijwel onbeheersbare mammoetscholen. Dat heeft o.a. geleid tot de discussie in het parlement over de urennorm in het voortgezet onderwijs. Scholen en scholieren kwamen massaal in verzet tegen de 1040 norm die op veel scholen leidden tot de zgn. ophokuren, waarbij leerlingen een aantal uren in een lokaal werden gestopt met een vage opdracht en zonder begeleiding, alleen maar om aan de urennorm te voldoen. Uiteindelijk werd, naar goed Hollands gebruik, besloten een commissie in te stellen onder voorzitterschap van Clemens Cornielje. Deze commissie Onderwijstijd kwam tot een drietal conclusies:

1. Het is de verantwoordelijkheid van de school om leerlingen een inspirerend en uitdagend onderwijsprogramma aan te bieden. De school legt primair verantwoording af aan ouders en leerlingen over de realisatie én de kwaliteit van de onderwijstijd.
2. Er moet een wettelijke norm zijn. De definitie van de norm voor onderwijstijd moet worden aangepast. De norm moet worden vastgesteld op 1000 klokuren.
3. In het belang van een evenwichtig jaarritme voor leerlingen, en daarmee ook voor leraren, bepleit de Commissie de zomervakantie van zeven weken naar zes weken terug te brengen en daarmee gelijk te maken aan die van het primair onderwijs. De zevende week wordt omgezet in vijf roostervrije dagen voor leerlingen, die scholen in overleg met de medezeggenschapsraad gedurende het schooljaar naar eigen inzicht mogen programmeren.
De Commissie acht het wenselijk dat leraren op deze roostervrije dagen beschikbaar zijn. Hierdoor kan de werkdruk beter over het schooljaar gespreid worden en wordt de voorziene uitval gereduceerd.


Over de eerste conclusie zal weinig discussie plaats gaan vinden, want daar kan iedereen zich wel in vinden.
Onenigheid zal ontstaan bij conclusie 2 en 3 omdat bij het ontbreken van een voldoende onderbouwing er wordt uitgegaan van zeer discutabele aannames. Zo zegt de commissie:
De berekening van de hoogte van de huidige norm voor onderwijstijd is gebaseerd op een aantal niet-correcte aannames over het aantal beschikbare dagen waarop onderwijstijd in de praktijk van scholen geprogrammeerd kan worden.

Deze onzinnig bijdrage aan een al even onzinnige discussie werpt maar weer eens de vraag op wie waarvoor verantwoordelijk is. Als we met elkaar vaststellen dat in dit geval de regering verantwoordelijk is voor de kwaliteit van het onderwijs en dus normen vast moet stellen waaraan het onderwijs moet voldoen, dan is het aan de scholen om te bepalen op welke wijze zij aan deze normen willen voldoen. De ene school kan het misschien in 850 uur, terwijl een andere school een samenhangend programma aanbiedt, waarbij leerlingen ook in staat worden gesteld om het huiswerk op school te maken. Op deze school zijn de leerlingen misschien wel 1100 uur op school aanwezig. Misschien tussentoetsen, maar zeker de eindexamenresultaten van de scholen zullen bepalen of de scholen en dus hun aanpak levensvatbaar is, want slechte scholen prijzen zich vanzelf uit de markt.

De commissie maakt het helemaal bont bij de poging om conclusie 3 van enige onderbouwing te voorzien en merkt daarbij hetvolgende op: De lesvrije periode in de zomer, welke door opstart- en afrondingsactiviteiten vaak acht à acht en een halve week bedraagt, leidt tot een concentratie van de wettelijke onderwijstijd voor leerlingen in een korte periode en lange schooldagen. De Commissie acht dit kwalitatief niet verantwoord en is van mening dat het voor leerlingen tot een verstoring van het jaarritme leidt.

Een eenvoudige rekensom leert dat de zelfs op de scholen waar de leerlingen maar 35 weken ontvangen worden en waarop toch wordt voldaan aan de huidige 1040 urennorm er niet meer dan 29 uur lesgegeven hoeft te worden.

Mijn conclusie is dat regering en parlement zich terecht ongerust maken over de kwaliteit van het onderwijs, maar dat het vastleggen van het aantal uren waarop de kinderen les moeten krijgen hierbij slechts een schijnoplossing biedt en dat de werkelijke oorzaak ergens anders gezocht moet worden.

Laat de scholen de weg die moet leiden tot de vastgestelde kwaliteit en steek tijd en geld in een betere opleiding van leraren en leraressen, zowel in basis- als in voortgezet onderwijs.

Tot de volgende beschouwing,
De secretaris