Ons parlement maakt er de laatste weken weer een behoorlijke puinhoop van. Laat ik eens twee voorbeelden noemen. Al kabinetten lang is het achterna lopen van de VS gebruikelijk (zie de column Nederika van mijn hand). Dieptepunt daarbij is wel de hele privatiseringsgolf die ons land getroffen heeft. Niets is de dames en heren in Den Haag te gek. Openbaar vervoer, telefoon, post en zorg gaan in de uitverkoop. Er wordt zelfs een splitsingswet aangenomen die ervoor zorgt dat het energienetwerk in handen van de overheid blijft, maar waardoor de levering van energie in buitenlandse handen kan komen. Dat is goed, want dat leidt tot concurrentie is de idee hierachter en concurrentie zorgt weer voor lagere prijzen. Maar als puntje bij paaltje komt en het energiebedrijf Essent dreigt te worden overgenomen door de Duitse energiereus RWE, piepen de jongens en meisjes in de Hofstad om het hardst. Dat kon toch niet de bedoeling zijn, RWE is niet eens een leuk groen bedrijfje! Hoe dom en naïef kun je zijn! Nu opeens wordt de minister opgedragen om te onderzoeken of dat allemaal zomaar kan. Er is democratisch besloten dat we privatiseren, maar nu het erop aan komt, maakt iedereen plots een terugtrekkende beweging. Hoezo betrouwbare overheid?
Jaren geleden heeft de secretaris al op verschillende fronten gewaarschuwd voor al dat geprivatiseer van primaire overheidstaken. Daaronder valt uiteraard niet alleen energie, maar ook de gezondheidszorg, de post, en de telefonie. Maar als je al die waarschuwingen in de wind slaat, moet je niet gek opkijken als het de verkeerde kant opgaat en als bij een heuse energiecrisis in Duitsland wordt bepaald of hier de kachel straks wel gaat branden.
Ook zo leuk is dat de aandelen van Essent in handen zijn van lagere overheden, t.w. provincies en gemeenten. Nooit is daar in parlementair opzicht iets over gezegd of van gevonden. Nu het er naar uitziet dat de miljoenen bij die lagere overheden binnen gaan stromen, buitelt men in Den Haag over elkaar heen met waarschuwingen: "laten ze geen gekken dingen gaan doen van dat geld", "we kunnen wel korten op de Algemene Uitkering", "de regering moet de geldstroom deels ombuigen naar het Binnenhof", de ene opmerking is nog dommer dan de andere.
Hoezo decentralisatie van beleid, hoezo bepalen wat je met je eigen geld mag doen!
Nee, ook dit is een voorbeeld van hoe het niet zou moeten in dit land, maar zolang we zijn overgeleverd aan onbenullen in het machtscentrum moeten we er maar aan rekening mee blijven houden, maar wennen doet het nooit.
Ik neem weer even tijd voor bezinning en groet u allen,
De Secretaris
donderdag 22 januari 2009
zondag 4 januari 2009
De tijdschrijver
Maandagmiddag kwart over vijf. Wilhelm schudde wat met zijn hoofd om opkomende muizenissen af te schudden. Wat was het toch wat hem in de verte ongerust maakte? Enigszins vergenoegd keek hij om zich heen. Hij had het toch allemaal maar prima voor elkaar!
Zijn collega’s zeiden het zojuist nog, vlak voordat ze naar huis gingen” Wilhelm de Rives, wat ben jij een bofkont” en dat zeiden ze heus niet alleen omdat hij over twee weken op vakantie ging. Net nu een drukke tijd aanbrak met de voorbereidingen voor de jaarrekening en de voorjaarsnota. En als hij terugkwam dan was het rustig, erg rustig en daar hield hij van.
Nee, als hij alles op een rijtje zette mocht ie niet mopperen: Een gezellige vrouw (soms wel wat veeleisend, maar alla), kinderen gelukkig de deur uit (wat een crisistijd was dat), een mooi huis (al gebouwd op ouderdom, levensloopbestendig heet dat tegenwoordig) en een geweldige baan (beleidsmedewerker bij een gemeente).
Vooral dat werk hè, daar ontleende hij vrijwel al zijn bevrediging aan en in ieder geval zijn status. Wie kon op verjaardagen er immers prat opgaan regelmatig contact te hebben met een wethouder en zelfs de burgemeester? Wie oogstte altijd bewondering met zijn laconieke houding, ook al raakte iedereen om hem heen, al of niet door zijn toedoen (overigens meestal door) in paniek? Hij toch, de beleidsmedewerker, of senior-beleidsmededwerker zoals hij zich graag (en liever)liet noemen.
Hij blik dwaalde door zijn kamer: een: eigen kamer, mooi bureau (vol met papier, want dat maakt indruk), computertje met onbeperkte toegang tot internet (met de AEX, Voetbal International en D-reizen bij de favorieten) en een arbo-stoel die je zo heerlijk in een luie stand kunt zetten.
‘‘s Morgens kwam hij als eerste op zijn werk en, uitzonderingen daargelaten, vertrok hij als laatste. “Wat er ook gebeurt, ik ben degene die het licht uitdoet” is de lijfspreuk die iedereen wel van hem kent.
Het werk was ook leuk en vooral gemakkelijk. Af en toe een adviesje, af en toe een vraag beantwoorden en vooral geen moeilijke zaken ter hand nemen. Voor moeilijke dingen had hij een stapeltje (waar hij nooit aankwam) en voor hele moeilijke dingen de prullenbak. “Nooit gehad, nooit gezien, nooit ontvangen” was steevast zijn antwoord als ergens naar gevraagd werd.
Logisch dat hij veel tijd had om te kletsen met collega’s (brainstormen heette dat) en op één of andere manier slaagde hij er steeds weer in om hen te imponeren. Hij heeft ze in de loop van de tijd zien komen en gaan, maar hij niet. Hem kregen ze niet weg. Hij was de rots in de branding. Hij was een overleveraar.
Zijn oog viel op de staande kalender op zijn bureau. Dat was zijn trots. Bij elke maandag stond wat geschreven en hij leunde voorover om goed te kunnen lezen wat er bij maandag 5 januari stond: 39 mnd en 13 dg. Zo lang moest hij nog werken en hij kon niet nalaten om dat bij herhaling luid te verkondigen. Vooral als er weer eens gezeurd werd in zijn richting. “Het zal mijn tijd wel duren” placht hij dan te roepen, “mij maken ze niet gek. Ik moet nog……” en dan las hij van de kalender op hoe lang nog. Deze kerstvakantie had hem weer dat ultieme genot bezorgd, dat bijna orgastische gevoel dat hij vrijwel elke kerstvakantie kreeg sinds hij 16 jaar geleden was begonnen met op te schrijven hoe lang hij nog moest werken. In zo'n kerstvakantie nam hij namelijk altijd alle ruimte voor zichzelf om allerlei berekeningen te maken en uiteindelijk schreef hij bij elke maandag van het jaar de hem nog resterende werktijd. Een heerlijk werkje was dat, waarbij hij verzonk in dagdromen en zijn vrouw wist dat ze hem niet mocht storen.
Shit, nou wist hij opeens weer wat hem in de verte ongerust maakte: die kabinetsplannen! Stel je voor dat de VUT straks daadwerkelijk werd afgeschaft. Hij maakte onmiddellijk een nieuwe berekening: 75 mnd en 13 dg. Moest hij nou al de uitkomsten aanpassen of zou hij nog even wachten? Misschien kwam er nog een oplossing. Hij zuchtte: “de eerste werkdag van 2009 zat er tenminste alweer op”.
Hij pakte zijn jas en deed als laatste het licht uit.
De Secretaris
Zijn collega’s zeiden het zojuist nog, vlak voordat ze naar huis gingen” Wilhelm de Rives, wat ben jij een bofkont” en dat zeiden ze heus niet alleen omdat hij over twee weken op vakantie ging. Net nu een drukke tijd aanbrak met de voorbereidingen voor de jaarrekening en de voorjaarsnota. En als hij terugkwam dan was het rustig, erg rustig en daar hield hij van.
Nee, als hij alles op een rijtje zette mocht ie niet mopperen: Een gezellige vrouw (soms wel wat veeleisend, maar alla), kinderen gelukkig de deur uit (wat een crisistijd was dat), een mooi huis (al gebouwd op ouderdom, levensloopbestendig heet dat tegenwoordig) en een geweldige baan (beleidsmedewerker bij een gemeente).
Vooral dat werk hè, daar ontleende hij vrijwel al zijn bevrediging aan en in ieder geval zijn status. Wie kon op verjaardagen er immers prat opgaan regelmatig contact te hebben met een wethouder en zelfs de burgemeester? Wie oogstte altijd bewondering met zijn laconieke houding, ook al raakte iedereen om hem heen, al of niet door zijn toedoen (overigens meestal door) in paniek? Hij toch, de beleidsmedewerker, of senior-beleidsmededwerker zoals hij zich graag (en liever)liet noemen.
Hij blik dwaalde door zijn kamer: een: eigen kamer, mooi bureau (vol met papier, want dat maakt indruk), computertje met onbeperkte toegang tot internet (met de AEX, Voetbal International en D-reizen bij de favorieten) en een arbo-stoel die je zo heerlijk in een luie stand kunt zetten.
‘‘s Morgens kwam hij als eerste op zijn werk en, uitzonderingen daargelaten, vertrok hij als laatste. “Wat er ook gebeurt, ik ben degene die het licht uitdoet” is de lijfspreuk die iedereen wel van hem kent.
Het werk was ook leuk en vooral gemakkelijk. Af en toe een adviesje, af en toe een vraag beantwoorden en vooral geen moeilijke zaken ter hand nemen. Voor moeilijke dingen had hij een stapeltje (waar hij nooit aankwam) en voor hele moeilijke dingen de prullenbak. “Nooit gehad, nooit gezien, nooit ontvangen” was steevast zijn antwoord als ergens naar gevraagd werd.
Logisch dat hij veel tijd had om te kletsen met collega’s (brainstormen heette dat) en op één of andere manier slaagde hij er steeds weer in om hen te imponeren. Hij heeft ze in de loop van de tijd zien komen en gaan, maar hij niet. Hem kregen ze niet weg. Hij was de rots in de branding. Hij was een overleveraar.
Zijn oog viel op de staande kalender op zijn bureau. Dat was zijn trots. Bij elke maandag stond wat geschreven en hij leunde voorover om goed te kunnen lezen wat er bij maandag 5 januari stond: 39 mnd en 13 dg. Zo lang moest hij nog werken en hij kon niet nalaten om dat bij herhaling luid te verkondigen. Vooral als er weer eens gezeurd werd in zijn richting. “Het zal mijn tijd wel duren” placht hij dan te roepen, “mij maken ze niet gek. Ik moet nog……” en dan las hij van de kalender op hoe lang nog. Deze kerstvakantie had hem weer dat ultieme genot bezorgd, dat bijna orgastische gevoel dat hij vrijwel elke kerstvakantie kreeg sinds hij 16 jaar geleden was begonnen met op te schrijven hoe lang hij nog moest werken. In zo'n kerstvakantie nam hij namelijk altijd alle ruimte voor zichzelf om allerlei berekeningen te maken en uiteindelijk schreef hij bij elke maandag van het jaar de hem nog resterende werktijd. Een heerlijk werkje was dat, waarbij hij verzonk in dagdromen en zijn vrouw wist dat ze hem niet mocht storen.
Shit, nou wist hij opeens weer wat hem in de verte ongerust maakte: die kabinetsplannen! Stel je voor dat de VUT straks daadwerkelijk werd afgeschaft. Hij maakte onmiddellijk een nieuwe berekening: 75 mnd en 13 dg. Moest hij nou al de uitkomsten aanpassen of zou hij nog even wachten? Misschien kwam er nog een oplossing. Hij zuchtte: “de eerste werkdag van 2009 zat er tenminste alweer op”.
Hij pakte zijn jas en deed als laatste het licht uit.
De Secretaris
Abonneren op:
Posts (Atom)