Op het eerste gezicht hebben tafeltennis en honkbal veel met elkaar gemeen. Het zijn allebei intervalsporten, het zijn teamsporten en er kan gemengd worden gebald, de wedstrijden kunnen lang duren, dik en dun speelt het en jong en oud, er komt een bal bij aan te pas en last but not least: ook een slaghoutje.
Waarom verveel ik me dan regelmatig langs de lijn? Oké, als het meezit schijnt er een lekker zonnetje, maar ja, die schijnt in mijn tuin ook. Daar kom ik niet voor. Ik wil actie zien en…..ik zie dat zo zelden op het veld. Wat valt er eigenlijk te zien?
Laten we maar eens beginnen met de werper. Eerst wordt steeds die onvermijdelijke pet rechtgezet, of juist schuin, ze doen maar wat. Die pet is trouwens heilig in het honkbal. Ooit bedoeld tegen de felle zon, heeft tegenwoordig een beetje honkballer hem vastgenaaid aan zijn pyama. Dan komt er een of andere rare voorbeweging met de armen, gevolgd door een ingehouden karatetrap. Verlaat de bal dan eindelijk die onwijs grote handschoen, dan ben je blij als hij niet voor de slagman op de grond ploft of meters naast of over hem flitst.
Zoeft de bal wel recht op de slagman af, doet deze een krampachtige poging om te slaan, wat meestal resulteert in alweer een gat in de lucht. En als de bal dan wordt geraakt, en laten we daar maar eens van uitgaan, dan zet de slagman een gigasprint in die eindigt in een grenzeloze frustratie, omdat de bal gevangen is en strak wordt gegooid naar het eerste honk (ja, gooien kunnen die jongens) waardoor de slagman naar de dug-out kan terugkeren. De rest van de slagpartij zit op de bank en kijkt meelevend toe onder het uitslaan van de meest wilde kreten die verpakt worden in zogenaamde yells.
De veldpartij hoeft niet zoveel te doen. Dat is een beetje sneue spek-en-bonen-club. De mensen bij de eerste twee honken en de korte stop knappen het meeste vuile werk op, dus ik kan me best voorstellen dat hier en daar in het verre veld wat gegeeuwd wordt.
Nee, dan tafeltennis! Man tegen man, niet leunen op de ander, maar zelf verantwoordelijk zijn voor je eigen prestaties. Flitsende acties achter tafel, waarbij kracht, snelheid en tactiek een grote rol spelen. Materiaal dat zorgvuldig moet worden uitgezocht. Speel je met een snel of langzaam frame, dik of dun rubber, glad of met noppen. Tafeltennis heeft het allemaal.
Wat is er mooier dan bezweet achter tafel vandaan komen met de voldoening een schitterende partij gespeeld te hebben, waarbij je die nieuwe service met succes hebt geïntroduceerd waar je al weken op de training op aan het studeren was. Niets kan het gevoel van gelukzaligheid evenaren van een individuele sporter die, op zijn eigen niveau, een topprestatie heeft geleverd.
Natuurlijk, honkballers doen dat ook, en hoewel ik schromelijk overdreef (maar dat hoort in een column) spreekt het toch wat statische karakter van deze sport me niet zo aan.
Dat ik toch vaak met enige jaloezie veilig achter het hek sta is niet alleen om het vaak fraaie weer, maar vooral om de geweldige teamspirit die er van verreweg de meeste teams uitgaat. Daar kan tafeltennis helaas niet aan tippen, dat komt toch als gekunstelde teamsport niet verder dan een optelsom van individuele prestaties.
Maar dat maakt het ook weer zo mooi. Dat man tegen man gevecht op het scherpst van de snede. En hoe mooi honkbal dan ook mag zijn, tafeltennis is mooier.
Deze bijdrage zal ook verschijnen in "het Hittertje", het clubblad van de honk-en softbalclub De Drachten Diamonds.
De moeite waard om de komende weken te beschouwen, zo dacht de secretaris. Het ga u goed!
zondag 14 december 2008
woensdag 10 december 2008
De kinderen worden er beter van
Ik had me er zo op verheugd dat Plasterk minister zou worden. Ik was een fan van zijn columns en was het ook heel vaak met hem eens. Toen ik hoorde dat hij onderwijs zou krijgen, dacht ik dat het allemaal uiteindelijk toch goed zou komen. Ik kan niet verhelen dat ik de eerste (bijna) 2 jaar behoorlijk teleurgesteld was. In niets zag ik de flitsende columnist terug. De man die overal een mening over had, die overal verstand van had en het in zulke begrijpelijke taal kon vertellen.
Tot enkele weken geleden. Hij trad eindelijk eens op de voorgrond met een paar goede ideeën. Heel goed is zijn idee met de lancering van Wikiwijs. Een online lessenbank, waar leerkrachten hun lessen neer kunnen zetten, die dan weer door anderen kunnen worden aangevuld en eventueel verbeterd.
Het beste idee was echter om de schoolkeuze na de basisschool enkele jaren uit te stellen. De secretaris wist zich nog te herinneren dat hijzelf in de tachtiger jaren een plan had ingediend bij de gemeente waar hij in het onderwijs werkzaam was, om de basisschool met twee jaar te verlengen. Niet om alleen basisschoolvakken te blijven geven, natuurlijk niet. De stof van het voortgezet onderwijs zou wel aan bod komen. Gespecialiseerde leerkrachten uit het VO zouden naar de basisschool toegaan om die vakken te geven en dan kun je denken aan wiskunde, Frans, scheikunde etc. Vakken als bijvoorbeeld Nederlands, aardrijkskunde en geschiedenis zouden in mijn plan gewoon door leraren basisschool verzorgd kunnen worden. Dat had twee voordelen. Allereers zouden de kinderen in de leeftijd van 12 tot 14 jaar nog gewoon in hun eigen buurt naar school kunnen. Dat geeft biedt langer een vertrouwde omgeving, waarin kinderen zich ongestoord kunnen ontwikkelen. Verder kunnen de lessen gegeven worden zoals dat op een goede basisschool ook gebeurd, nl. met aandacht voor de verschillen tussen de leerlingen. Het zou in mijn plan beslist geen eenheidsworst worden. Zoals onlangs in een prima artikel in de VK verwoord werd: er moet hard worden gewerkt aan het verkleinen van beïnvloedbare verschillen(afkomst etc.), maar er moet ook hard worden gewerkt aan het vergroten van de niet-beïnvloedbare verschillen (aanleg). Een leerkracht aan de Open SG Bijlmer sprak heel treffend: aan een leerling op vmbo niveau vraag je: "Wat zie je" en aan een ander: "Wat denk je dat er gebeurt". De leerlingen op deze school kiezen pas na de eerste twee brugjaren voor een vervolg en hebben, vergeleken met de meeste andere kinderen, twee extra jaren om die keuze te kunnen maken. Er zijn kinderen die dat goed oppakken en al in de twee brugjaren opstromen, iets wat binnen reguliere scholengemeenschappen al lang niet meer mogelijk is.
Op deze manier wordt prima invulling gegeven aan het plan van Plasterk.
Hoe reageert echter de Tweede Kamer, dat vat vol nitwits? Op een enkeling na als door een adder gestoken. "Kreten als "geen stelselwijziging", "blijf van het onderwijs af" en nog meer geblaat gaven maar weer eens aan dat de denkkracht in onze politiek bijkans verdwenen is. Het gaat helaas zelden meer over de inhoud, alleen maar over invloed, profilering en posities.
Hier een advies van de secretaris aan minister Plasterk: Laat je niet gek maken en wijk niet van je plannen af. Ga de discussie aan, want echt: de kinderen worden er beter van.
De secretaris gaat de Kerstdagen in Oostenrijk doorbrengen en de volgende column verschijnt in de laatste week van 2008.
Neem vooral voldoende tijd voor beschouwing.
De secretaris
Tot enkele weken geleden. Hij trad eindelijk eens op de voorgrond met een paar goede ideeën. Heel goed is zijn idee met de lancering van Wikiwijs. Een online lessenbank, waar leerkrachten hun lessen neer kunnen zetten, die dan weer door anderen kunnen worden aangevuld en eventueel verbeterd.
Het beste idee was echter om de schoolkeuze na de basisschool enkele jaren uit te stellen. De secretaris wist zich nog te herinneren dat hijzelf in de tachtiger jaren een plan had ingediend bij de gemeente waar hij in het onderwijs werkzaam was, om de basisschool met twee jaar te verlengen. Niet om alleen basisschoolvakken te blijven geven, natuurlijk niet. De stof van het voortgezet onderwijs zou wel aan bod komen. Gespecialiseerde leerkrachten uit het VO zouden naar de basisschool toegaan om die vakken te geven en dan kun je denken aan wiskunde, Frans, scheikunde etc. Vakken als bijvoorbeeld Nederlands, aardrijkskunde en geschiedenis zouden in mijn plan gewoon door leraren basisschool verzorgd kunnen worden. Dat had twee voordelen. Allereers zouden de kinderen in de leeftijd van 12 tot 14 jaar nog gewoon in hun eigen buurt naar school kunnen. Dat geeft biedt langer een vertrouwde omgeving, waarin kinderen zich ongestoord kunnen ontwikkelen. Verder kunnen de lessen gegeven worden zoals dat op een goede basisschool ook gebeurd, nl. met aandacht voor de verschillen tussen de leerlingen. Het zou in mijn plan beslist geen eenheidsworst worden. Zoals onlangs in een prima artikel in de VK verwoord werd: er moet hard worden gewerkt aan het verkleinen van beïnvloedbare verschillen(afkomst etc.), maar er moet ook hard worden gewerkt aan het vergroten van de niet-beïnvloedbare verschillen (aanleg). Een leerkracht aan de Open SG Bijlmer sprak heel treffend: aan een leerling op vmbo niveau vraag je: "Wat zie je" en aan een ander: "Wat denk je dat er gebeurt". De leerlingen op deze school kiezen pas na de eerste twee brugjaren voor een vervolg en hebben, vergeleken met de meeste andere kinderen, twee extra jaren om die keuze te kunnen maken. Er zijn kinderen die dat goed oppakken en al in de twee brugjaren opstromen, iets wat binnen reguliere scholengemeenschappen al lang niet meer mogelijk is.
Op deze manier wordt prima invulling gegeven aan het plan van Plasterk.
Hoe reageert echter de Tweede Kamer, dat vat vol nitwits? Op een enkeling na als door een adder gestoken. "Kreten als "geen stelselwijziging", "blijf van het onderwijs af" en nog meer geblaat gaven maar weer eens aan dat de denkkracht in onze politiek bijkans verdwenen is. Het gaat helaas zelden meer over de inhoud, alleen maar over invloed, profilering en posities.
Hier een advies van de secretaris aan minister Plasterk: Laat je niet gek maken en wijk niet van je plannen af. Ga de discussie aan, want echt: de kinderen worden er beter van.
De secretaris gaat de Kerstdagen in Oostenrijk doorbrengen en de volgende column verschijnt in de laatste week van 2008.
Neem vooral voldoende tijd voor beschouwing.
De secretaris
Abonneren op:
Posts (Atom)